(Miss)verkiezingen
Hij trapt in de gang tegen een bal. Dat mag
niet, maar soms kan ik er tegen en zeg ik er niets van. Tot nu toe heb ik niet
de indruk dat mijn wisselvalligheid hem al te erg in de war brengt. Hij zegt met
een grijns dat hij maandag niet naar school moet, omdat er vandaag Missverkiezingen
in zijn lokaal zijn. Ik heb hem al drie keer geduldig verbeterd.
“Wat is dat dan, verkiezingen?” vraagt hij uiteindelijk. Een mens moet nadenken vooraleer hij iets zegt. Ik had veel liever uitgelegd wat een Missverkiezing inhoudt. Er staan veel kandidaten op een podium te roepen voor aandacht, maar in de politiek is het niet de kandidaat met het schoonste lijf dat zal winnen. Het had waarschijnlijk meer met eindigheid dan met esthetiek vandoen dat BDW aan zijn dieet begon.
Ik praat met mijn zoon over politiek en ja, ik maak er een karikatuur van, het middel bij uitstek om dingen, waarvan je niet zo erg veel begrijpt, over te brengen aan iemand, die er nog minder van snapt. Het is niet omdat ik wel eens een artikel in De Standaard lees, dat ik een deskundige ben. Toch slaag ik erin, ongehinderd door een teveel aan kennis, een uitgesproken politieke mening te hebben. Ik voel me geenszins eenzaam in deze positie.
Wanneer ik uiteindelijk bij de partij aanbeland die streeft naar een scheiding tussen Vlaanderen en Wallonië, trekt prins zijn ogen groot open.
“Maar… maar…,” hakkelt hij. “Waarom? Dan zie ik Guillaume Gillet nooit meer.”
“Wie?”
Het overkomt me wel eens meer dat mijn kinderen me in kennis – poppyyyy, hoe zet ik dat i-Dingens af? – fluks voorbij huppelen.
Meneer Gillet blijkt een speler van Anderlecht te zijn.
“Anderlecht is toch Wallonië, hè?” vraagt hij ter bevestiging.
Vanuit de badkamer bemoeit vader er zich ook mee.
“Brussels gewest,” roept hij.
Dat hij zwijgt. Ik zit hier nu al vijf minuten te verzuipen. Brussel Halle Vilvoorde kan ik er echt niet meer bij hebben. Gelukkig heeft prins verder geen vragen meer over de verschillende gewesten.
“Dan zou ik niet stemmen voor Bart de Wevers (geen typefout),” monkelt hij met dunne lippen.
“En als Anderlecht in Vlaanderen lag? Zou je het dan wel overwegen, mijn zoon?”
“Zou kunnen, zou kunnen.”
Hij bijt weifelend op zijn lip, tot het licht in de blauwe irissen ineens aangaat en hij een andere partij noemt. Hij lijkt er wel zeker van, knikt enthousiast, noemt zelfs de vrouwen – aha! – op wie hij zou stemmen. Het blijken stuk voor stuk moeders van klasgenoten te zijn.
“Ik ruik iets,” lach ik.
Mijn kind steekt zijn neus in de lucht en schudt zijn hoofd. Hij is zich van geen kwaad bewust.
“Het ruikt hier naar opportunisme en vriendjespolitiek,” zeg ik fijntjes, maar de kleine prins luistert al niet meer. Met zijn linkervoet geeft hij een enorme trap tegen de bal, die hard tegen de wanden van de gang kaatst.
“Wat is dat dan, verkiezingen?” vraagt hij uiteindelijk. Een mens moet nadenken vooraleer hij iets zegt. Ik had veel liever uitgelegd wat een Missverkiezing inhoudt. Er staan veel kandidaten op een podium te roepen voor aandacht, maar in de politiek is het niet de kandidaat met het schoonste lijf dat zal winnen. Het had waarschijnlijk meer met eindigheid dan met esthetiek vandoen dat BDW aan zijn dieet begon.
Ik praat met mijn zoon over politiek en ja, ik maak er een karikatuur van, het middel bij uitstek om dingen, waarvan je niet zo erg veel begrijpt, over te brengen aan iemand, die er nog minder van snapt. Het is niet omdat ik wel eens een artikel in De Standaard lees, dat ik een deskundige ben. Toch slaag ik erin, ongehinderd door een teveel aan kennis, een uitgesproken politieke mening te hebben. Ik voel me geenszins eenzaam in deze positie.
Wanneer ik uiteindelijk bij de partij aanbeland die streeft naar een scheiding tussen Vlaanderen en Wallonië, trekt prins zijn ogen groot open.
“Maar… maar…,” hakkelt hij. “Waarom? Dan zie ik Guillaume Gillet nooit meer.”
“Wie?”
Het overkomt me wel eens meer dat mijn kinderen me in kennis – poppyyyy, hoe zet ik dat i-Dingens af? – fluks voorbij huppelen.
Meneer Gillet blijkt een speler van Anderlecht te zijn.
“Anderlecht is toch Wallonië, hè?” vraagt hij ter bevestiging.
Vanuit de badkamer bemoeit vader er zich ook mee.
“Brussels gewest,” roept hij.
Dat hij zwijgt. Ik zit hier nu al vijf minuten te verzuipen. Brussel Halle Vilvoorde kan ik er echt niet meer bij hebben. Gelukkig heeft prins verder geen vragen meer over de verschillende gewesten.
“Dan zou ik niet stemmen voor Bart de Wevers (geen typefout),” monkelt hij met dunne lippen.
“En als Anderlecht in Vlaanderen lag? Zou je het dan wel overwegen, mijn zoon?”
“Zou kunnen, zou kunnen.”
Hij bijt weifelend op zijn lip, tot het licht in de blauwe irissen ineens aangaat en hij een andere partij noemt. Hij lijkt er wel zeker van, knikt enthousiast, noemt zelfs de vrouwen – aha! – op wie hij zou stemmen. Het blijken stuk voor stuk moeders van klasgenoten te zijn.
“Ik ruik iets,” lach ik.
Mijn kind steekt zijn neus in de lucht en schudt zijn hoofd. Hij is zich van geen kwaad bewust.
“Het ruikt hier naar opportunisme en vriendjespolitiek,” zeg ik fijntjes, maar de kleine prins luistert al niet meer. Met zijn linkervoet geeft hij een enorme trap tegen de bal, die hard tegen de wanden van de gang kaatst.
Reacties