Posts

Oligofreen

De hele straat hebben ze afgezet en nu staat er in onze tuin een man met een klein bakje een gigantische kraan over ons dak te manoeuvreren. We zijn net iets te laat, want het beton is al gestort. Door de grijze pap waren mannen met gummi laarzen en Poppy haar mond staat geen seconde stil. Of dat snel droogt, wil ze weten. En wat er met die mannen gebeuren zal, als die er niet op tijd uitraken? “Dan blijven ze voor altijd in onze tuin staan,” zeg ik. “En dan maak ik een beetje meer eten en mogen jullie ze elke avond komen voederen.” En Poppy ratelt alweer ademloos verder, waarop de kraanman glimlachend naar haar leeftijd informeert. De man blijkt een dochter van ongeveer dezelfde leeftijd te hebben en herkent de loslippigheid. Met veel trots laat hij ons weten hoe zijn dochter hem onlangs durfde te noemen. Ik ben het woord vergeten. Het stelde niet zoveel voor. In onze gezinscultuur staat het niet eens onder de rubriek ‘ondeugend’.   Niets om van achterover te vallen. En ook Poppy is

Van God los

Toen ik niet meer in Hem geloofde en dat voor het eerst durfde uitspreken, heb ik Hem in stilte onmiddellijk erna mijn excuses aangeboden. U moet mij begrijpen: ik ben geen held en Hij is een toornig wezen, met zijn hel en vagevuur.   Op mijn tiende liep ik nog door de boomgaard in de hoop dat Zijn Onbevlekte Maria aan mij verschijnen zou, maar nadat een zure pater in het eerste middelbaar mijn kritische vragen met een nipt voldoende beloonde, maakte ik me van God los. Niets of niemand in de kosmos. Zonde van de tijd. En het zou me niet verwonderen dat Hij – ik blijf me Hem nog altijd als een gefronste baardman op een wolk voorstellen - er binnenkort nog eentje gaat verliezen. Verleden week besloot Poppy dat ze mee wilde koken. Gezwind viste ze haar vrolijke roze met witte bollenschort uit de lade. Ze was een heel tijdje zoet met strikken en verliet nadat ze eindelijk werkklaar was doodgemoedereerd de keuken om verder met de barbies te spelen. U weet hoe dat gaat met kinderen. Van de

Boek: smaakmaker (1)

Een driedubbele flikflak. Tien eieren opeten in één minuut. 12.345, 98:738.001. Een flaptekst schrijven. Wat hebben ze gemeen? Na twee dagen zwoegen (met de bereidwillige hulp van A. Wijnants) op de flaptekst van mijn debuutroman die in februari 2014 bij Prometheus gaat verschijnen weet ik het wel. Aartsmoeilijke opdracht. Ik schotel hem u hier voor: "In de afloop van een miskraam wordt de jonge vrouw Else met haar eentonige leven geconfronteerd. In die verwarde periode aanvaardt ze een aanbod als gouvernante bij een adellijke familie op een landgoed in de buurt van Barjac. Ze besluit nogal impulsief om haar vriend, familie en veilige omgeving achter te laten. Al snel blijkt dat het beklemmende verleden waaraan ze wil ontsnappen, mee de grens overgestoken is, nog meer dan zij vermoeden kan. Er komt een mysterieuze band tussen haar verleden en dat van de adellijke familie aan het licht. Gaandeweg komt Else tot inzichten over haar jonge leven, haar verleden en wat haar te doen staat

Bus 10 (1)

Meestal zit ik schuin achter hem, de verkleedman van bus 10. Ik kan zijn activiteiten slechts   gedeeltelijk volgen. Elke week haalt hij zo het één en het ander uit zijn grote reistas op wieltjes. Maar die ene woensdag zit hij onverwachts tegen de rijrichting in. Recht voor me. Op de hoogste plaats. Toegegeven: bij zijn vriendelijk glimmende schedel had ik geen mond met stuurs neerwaartse hoeken verzonnen. Het is geen vrolijk zicht, maar toch blijf ik kijken hoe de man het eerste zakje uit de grote tas peutert. Ik weet ongeveer wat er gaat gebeuren. Eerst komt de blauwe stropdas, die hij om de hals bindt en onder de trui schuift. Dan de gouden ketting, met een hangertje waarvan de vorm zelfs vanaf mijn logeplaats geen betekenis mag krijgen. De verkleedman bergt het te snel weg, tussen adamsappel en strop. Het mysterie blijft. Dan moet de trui uit. Het valt me op hoe klein hij zijn bewegingen houdt. Meer nog dan anders, zo helemaal in het zicht van een rijrichtingpubliek dat voor de r

Gedeelde slaap

Ze vinden het niet eerlijk, ons addergebroed. Jullie slapen elke nacht samen in één bed, klagen ze. Zij willen dat ook. Hij is negen en zij is zeven, broer en zus, en ze kunnen pruilen als de besten. Ze doen ons gedienstig voor hoe ze het willen hebben: de hele pluchen dierentuin verhuist naar het bed van hem, ook haar kussen en donsdeken en dan wringen zij hun kleine lijfjes tussen al dat zachte beestengeweld in. Dat past allemaal heel goed, en nee, niemand gaat uit de ark, excuseer het bed, vallen. Hij slaapt tegen de muurkant geplakt, galante heer dat hij is. Zij neemt een royaal stuk van het bed in, voluit, zoals zij in het leven staat.   Wij vermoeden dat ze vooral de tijd die aan het slapen voorafgaat gezellig vinden:   het giechelen, de beren die uit de boot vallen, nog meer gegiechel, want hij speelt de clown en zij lacht tot ze er de hik van krijgt en dan doet hij er nog een schepje bovenop, een kwart show van Hans Teeuwen (die hij, drukken wij hem op het hart, enkel binnens

Algemene kennis

Ze duwden de blinkende jonge mensen een foto onder de neus en vroegen hen wie het was. Het was dinges, die man met zijn grijze haren, die schriele van de CD&V, broer van, dat ik er verdorie zelf niet op kan komen, de grote baas van de Europese Unie of hoe noemen ze dat in grotenmensentaal? Hoe dan ook, ze trokken een conclusie: het was slecht gesteld met de algemene kennis van de leerkrachten, of waren het nu studenten? Ik weet het niet meer. Ze zagen er nog ongeschonden uit, dus ik neig naar het tweede. Ik was met een half oor aan het luisteren, omdat ik hevig aan het zoeken was naar de man op de foto, dinges, u kent hem vast, hij lijkt als twee druppels water op de baas van Homer Simpson, die pokdalige man met zijn scherpe haakneus, dinges. Iemand heeft hem ooit een grijze muis genoemd, de man van de foto, en grote bazen moeten blijkbaar charisma hebben, maar hij haalde stoïcijns de schouders op en dat sierde hem. Hij schrij

Madame 21

Ik geloofde er niks van. Natuurlijk geloofde ik er niks van. Of zagen jullie me echt aan voor zo’n hysterisch vrouwmens waaraan een vermoeide medewerker van de sterrenwacht drie keer moest uitleggen dat er geen complot was, en dat als het toch waar moest geweest zijn, hij wel wat andere dingen zou doen dan in een stoffig kantoor bange mensen zitten gerust te stellen. Als ik ze zelf niet verzonnen heb, geef ik geen donder om complotten, zelfs niet die met desastreuze afloop. Meer nog, ik begreep niet eens waarom er zoveel aandacht aan dat vermaledijde getal moest besteed worden. Je kon er gewoon niet langs kijken of luisteren, zelfs al zou je dat gewild hebben.   “Tot volgende week,” zeiden de mensen en vervolgens al dan niet ernstig: “Als we er dan nog zijn tenminste.” Na een overdosis 3 keer 12   was het ineens één en al Maya’s en 21. Van alle kanten werd je bestookt: krant, televisie, facebook, twitter, aan bushaltes, in de rij aan de kassa,... . En dan, het ontluisterende moment