Posts

Diesel of benzine

Wat hij wil: de felste gladiator zijn van het park, de bal hard wegtrappen, over de garage als het moet, met zijn hoofd in zijn nek het grijs uit de lucht kijken, snode plannen beramen met zijn vriend. Wat hij niet wil: de weg afleggen van zetel tot tafel, op zijn stoel gaan zitten en zijn huiswerk maken. Hij staat op zijn hoofd in de zetel en kijkt naar de zoveelste herhaling van Heidi in de bergen. Al drie keer heb ik hem bij me geroepen, maar het kind veinst tijdelijke hardhorigheid. Dus voeg ik wat dreiging in mijn stem toe: “Kom, prins! Nu!”   “Ik kom niet!” bijt hij me toe. Misschien voelt hij het, de halfhartigheid in mijn vraag. Kinderen hebben bijzondere antennes: zij registreren feilloos de twijfel die zich regelmatig schuilhoudt achter de woorden van volwassenen. Ik herinner me ineens een voorval. In een ver verleden vloog op een zonnige zomerdag mijn neef met schommel en al tegen mijn hoofd. Een roestige spijker boorde zich een weg naar mijn schedel. Van de leraar kree...

Het zat zo...

Het zat zo, hij was een ventje op een communiefoto op het nachtkastje van mijn zus, zijn haren waren o zo blond en lagen netjes in de plooi, en zijn jasje was blauw met revers, och, een mens kon niets anders dan daar engelenvleugels onder vermoeden, zo lief zag dat ventje eruit. Het zat zo, hij was de tengere jongen die soms met zijn lief voorbij fietste in de straten van mijn dorp, en als ik nu zoek in het archief onder mijn hersenpan, dan vind ik daar geen groet of een in elkaar gehaakte blik van terug, en ergens is het betreurenswaardig dat dingen verloren gaan omdat we nog niet weten wat er van zal komen. Want het zit natuurlijk zo, dat we niet alles kunnen weten, het is mogelijk dat die jongen en ik gelijktijdig wakker lagen en dezelfde treinen hoorden voorbijrijden,  heel goed mogelijk, want we woonden niet ver van mekaar, misschien schrokken wij van dezelfde vliegtuigen op,   wie weet of niet dezelfde vogel door ons heen klonk, gisterenavond, elk alleen (Rilke) , het ...

Een triest verhaal

Herkent u het, de zoete melancholie bij het ontwaken van je innerlijke kind? Enkele weken geleden. Prins en zijn vrienden spelen in het park dat grenst aan onze tuin. Door mijn keukenraam op de eerste verdieping zie ik één van hen aan onze tuinpoort op uitkijk staan. De andere drie, waaronder mijn zoon, zijn onzichtbaar. Ik vermoed dat ze achter de garages, die onze tuin aan de linkerzijde afzoomt, aan het rommelen zijn in de brokstukken van afgebroken koterijen. Zoon en buurjongen hebben in het verleden al regelmatig pogingen gedaan om er in een hoekje van het park een kamp van te maken. Een doorn in het oog van onze buurman, vermoeden wij, ook al onderhoudt hij aan de andere zijde zelf een clandestien tuintje. Slordige kinderkampen zijn natuurlijk enkel schoon in de ogen van achtjarigen of van hen die nog weten hoe het was om acht jaar te zijn. Hoe dan ook, ik ruik kattenkwaad, maar grijp niet onmiddellijk in. Ik heb toch zelf ook nog kampen gebouwd. Valstrikken uitgezet. Ik heb oo...

De beul en de sater

Ik sta nog steeds achter de tekst die ik onder deze titel schreef, en heb er ook nog geen klachten over gekregen. Toch heb ik besloten hem te verwijderen, omdat ik het gevoel heb dat anderen er last van zouden kunnen ondervinden . Al doet deze zelfcensuur, moet ik bekennen, toch wel een beetje pijn.

De ezelin

Al een hele tijd sta ik maniakaal op een knopje van de afstandsbediening te drukken. Een volstrekt zinloze handeling trouwens, die voorvloeit uit mijn neiging om aan voorwerpen menselijke handelingen toe te schrijven. Mijn kinderen schieten uiteindelijk wel in actie als ik het maar genoeg herhaal. “Stom ding!” brul ik verbolgen. Zoon kijkt me vragend aan en ik licht hem klagerig in over het balsturige apparaat: “Dat werkt hier dus weer niet. Kijk, ik wil gewoon naar 2 zappen, en (ik druk nog een paar keer fanatiek op de knop als bewijskracht)… dat gaat dus niet. En kijk, kijk (mijn stem dreigt over te slaan op dit punt), het lampje daar begint wel te branden, dus het ligt niet aan de batterij.” Mijn doorgewinterd, achtjarig zapmirakel neemt me zachtjes maar kordaat het onding uit handen en laat me op serene toon weten dat het op deze manier inderdaad niet meer lukt, maar dat het wel nog mogelijk is met de plus- of mintoetsen. Ik probeer het me niet te laten aangaan, maar besef ine...

Spiegels

Ik lees mijn kinderen terwijl ze slapen. Prins ligt op zijn linkerzij, opgerold, ingekapseld door zijn pluchen beschermheren. De nacht is geen vriend. Allerkleinst slaapt hij, bescheiden, in de hoop dat de monsters van het duister hem over het hoofd zullen zien. Enkel een stukje kruin is zichtbaar en als ik even vals speel en zijn donzen harnas een beetje naar omlaag trek, dan kan ik met voorzichtige vingers de vochtige, oranje haartjes in zijn nekje raden. Stil is hij, onbeweeglijk, alsof hij gekneed is uit sneldrogende klei. Maar dan, net als je hem kussen wil, daar in de diepte, ergens dichtbij die uitnodigend uitgestulpte lippen, haalt hij onverwacht diep adem door zijn neus. Een intense zucht trekt door zijn S-vormige ik. Opluchting, daar lijkt het op. Alsof hij weet dat ik er ben, zijn moederbeest. Zij, poppy, ligt op haar rug, opengevouwen als een bloem aangeraakt door zomerzon. Beide armen uitbundig langs haar hoofd gestrekt, de handpalmen naar boven. Ze neemt zoveel mogelijk r...

Eilanden

Mijn jongen telt. Al van toen hij heel klein was: de snoepjes in het zakje, de borden op de tafel, de glazen in de kast. Ik vermoed dat hij daarmee zijn angsten bezweert. Een ordelijke wereld is minder bedreigend. Zijn minst favoriete getal is één. Die wetenschap drijft hem elke dag de tuin in op zoek naar zijn vriend, want één is een te verwaarlozen getal. Eén is geen. Nauwelijks vijf jaar oud hield hij al minutieus de score bij tijdens de voetbalwedstrijden. Zijn vader keek een beetje radeloos toe hoe zijn kleine voetbalheld op het plein stokstijf de ballen aan zich liet voorbijgaan en doelpunten stond te tellen. Prins telt nog steeds: de stickertjes in zijn agenda, de door de juf ingekleurde lachende gezichtjes in zijn werkschrift. Maar waar tellen vroeger enkel op zichzelf stond, staat het nu helemaal ten dienste van de vergelijking. “Mijn vrienden hebben een hoger leesniveau,” vertelt hij me met spijt in zijn stem. In zijn weekschriftje van school staat er altijd dezelfde beginzi...