Beetjes Frankrijk (4)

Het is windstil deze morgen. De gesprekken in het zeteleiland van de kinderen meanderen van snurken naar armbanden en hondjes naar pennenzakrock en een auto die ondersteboven gaat naar de aardbol in Bredene waar je zelf een weerbericht kan uitzenden. Ze zitten gezellig met blote schouders tegen mekaar te keuvelen. En even later aan de tafel gaat het door, want prins vindt dat er twee Olympische balletjes in de doos Cornflakes moeten zitten omdat dat op de voorkant én de achterkant aangegeven staat. Nicht begint omstandig uit te leggen waarom dat niet zo is. Ze weet niet waar ze aan begint. Van mij mag hij thuis tot aan zijn elleboog in de doos dabben om zelf  te ontdekken dat er maar eentje in zit. Hij kan maar beter zo snel mogelijk ingewijd worden in de lepe wereld van de reclame. Op de doos van nicht staat: Crunchy Muesli, een moment van intens plezier.

Het is woensdag, windstil, 30 graden Celcius en het is markt. Wij zweten ons dapper door het volk heen en plukken hier en daar wat van de kraampjes mee: een mottige, helgroene horloge (poppy), een voetbalshirt en broek (nee, geen pistool, prins), een strooien hoed (man) en oorbellen (moi). Achter een smeedijzeren poort bij de kruidenkraam – heerlijke geuren in onze neuzen - hinkelen kinderen op een speelplaats, maar wij willen niet meer bewegen. Wij willen van onze zweetsnor af en gaan op zoek naar een terras. Er is iets vreemds met die terrassen in Frankrijk. Je mag alleen aan de eerste rij tafeltjes iets drinken, ook al zit er voor de rest van twaalf tot drie niemendal. We zijn met elf personen en er zijn niet genoeg stoelen. Dus stapelen wij, dorstige maar meegaande toeristen, ons op mekaar, en het loont de moeite, want een frisse pint smaakt op zijn best met een zweetsnor, zeg dat ik het gezegd heb. En ijs voor de kinderen kan ook niet, laat de jonge garçon ons zuurtjes weten, want er is geen plaats. Wat een zeer snuggere opmerking is, gezien we al aan de derde pint zitten en er nog steeds niet afgeruimd werd.

Geen blad beweegt. We glibberen ons de dag door. Als het niet in het zwembad is, dan wel in eigen nat. Maar we klagen niet. Het is fris in Vlaanderen, heel fris. We zouden niet durven klagen. Bijlange niet, wij kijken roerloos maar tevreden naar de vochtparels op onze lijven. Kijk, hoe schoon de zon er zich in spiegelt.

Ik lees in Japin: dagboeken 2000-2007, terwijl Raymond na al die jaren nog even hartstochtelijk l’amour wil hebben. Zoiets gaat niet voorbij. Het licht valt zo hard op de bladzijden dat mijn hoofd er ijl van wordt.

‘Vrijheid is me lief, maar liefde is met liever.’ – Japin
Prins is boos op me. Hij is zo schattig als hij boos is. Hij lijkt op een grootogig zeehondje dat van zijn moeder voor straf op het zand moet. Maar ik zie hem liever vrolijk en probeer uit te leggen waarom ik het niet leuk vind als hij aan me trekt in het bad. Hij kijkt stuurs weg, met getuite mond, kleine frons in het voorhoofd en alle spanning in de armen die hij ferm gekruist houdt voor zijn natte shirt. Er is geen beginnen aan als hij zo is. Ik weet dat ik het dan even moet laten. Hij is ergens anders, daar waar tralies zitten en donkere wolken. Geduld. Tien minuten later volgt hij stilletjes zijn schaduw naar mij toe.
‘Wat ben je aan het lezen?’ vraagt hij en duwt zijn natte buik naar mij toe.
Ik leg mijn wang ertegen en kan de codetaal van zijn hartje ontcijferen:
‘Ik ben niet boos meer. Ik vind je terug lief, mama.’

‘Geluk is het verstand over het hoofd zien’ – ‘Zelfs door te dromen van een doel bereik je het al.’ – Japin

De drie musketiers hebben gereserveerd bij le Grain de Soleil. Het is stil daar. Sereen. Ik heb de indruk dat de gasten eerder fezelen dan praten. En dus dondert prins eerst achterover van een muurtje, schuift  even later in volle vaart met zijn knieën over de kiezeltjes en toetert daarbij als een kudde gekwetste olifanten. Man neemt hem met de elleboog mee even verderop naar een steegje. Een Vlaamse vrouw die het spektakel heeft gezien, volgt hem en haalt een apotheek uit haar handtas om onze gekwetste prins te helpen. Het gehuil maakt me van streek. Bovendien is het eten niet echt lekker, en heeft één van de vrouwen die ons bedient een uitdrukking die duidelijk toeristenallergie verraadt (onze kennis van het Frans is beperkt, maar we doen ons best). De andere vrouw is beminnelijk. Ze draagt een hele lange bruine jurk, is groot, heeft een mooi gezicht.
Ik vermoed dat het een samenkomen is van te weinig voedsel, teveel wijn, het gehuil van prins en de aanblik van deze engel. Ineens raak ik in een vreemde, zwaarmoedige stemming.
In mijn dagboekje staat net voor de notitie van deze avond een fragmentje van Japin: ‘de zwaarte van mijn jeugd was van mijn lichaam af maar zat voor altijd in mijn geest.’ En ook iets over de uitbarsting van Aldonza die kwaad was op Don Quichot omdat hij haar mooier en beter ziet dan ze is. ‘Door zijn rotsvaste geloof in haar ontdekt zij wat zij niet is maar had kunnen zijn. Hierin schuilt veel van de woede van de mensen. Je voelt het litteken pas als iemand het streelt. Dit is de wonde in bewondering.’
Daar aan tafel draaien mijn gedachten in cirkeltjes.  In mij is het niet vaak windstil.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Week in stukjes

Boek: smaakmaker (1)

Oligofreen