Beetjes Frankrijk (5,6)

Poppy is vandaag zeven geworden en dus mag ze mee gaan kajakken. Verleden jaar hadden we een leeftijdsgrens verzonnen. Ze is dat niet vergeten en we kunnen nu geen enkele reden meer verzinnen om haar niet mee te laten gaan. Geen haar op mijn hoofd denkt eraan om vrijwillig in zo een drenkelingenbootje te stappen, maar man ziet er geen probleem in om zich over het addergebroed te ontfermen en stelt me gerust dat het water voor het overgrote gedeelte laag staat.
Ik blijf veilig thuis, lees en kijk naar de gigantische horzel die dagelijks om geheimzinnige redenen een toertje rond de omgevallen stronk komt maken. Dat is spannend genoeg voor mij.

De jongen in het boek ‘de alchemist’ van Coelho reist naar Afrika en wordt bedot. 'Hij bedacht dat hij, toen de zon ’s morgens was opgekomen, op een ander continent had gezeten, herder met zestig schapen was geweest en een afspraak had gehad met een meisje. Hij was geen herder meer en had niets meer, niet eens geld om terug te gaan en opnieuw te beginnen.
En dat allemaal tussen zonsopgang en zonsondergang, dacht de jongen.'
Ik denk na over de tweedeling die Else maakte nadat ze op 9/11 naar de aanslag op de torens keek. Volgens haar zijn er slechts twee soorten mensen: zij die gaan, vertrekken, springen, desnoods in vrije val met het hoofd omlaag, en zij die blijven en wachten tot de rook hun neus, ogen en oren binnendringt.

Onze avonturiers zijn sneller terug dan verwacht. Man heeft een grote, dwarse snee op zijn neusbrug.
‘Die verdomde Engelsen,’ foetert hij. ‘Ik ga me toch niet laten doen door zo’n stelletje…”
‘Wat?’ lach ik.
Mijn man en vechten? Grotere kans dat ik een perfecte duiksprong maak in het diepe.
Het echte verhaal wil dat man met de peddel kracht op de bodem zette om de kajak correct aan te meren. Op één of andere manier schoot het ding hem plots uit de handen vol tegen de neus.
Wat is beter? Gaan of blijven?

Na de nachtelijke zwempartij met champagne is het de volgende dag tijd voor liters water. De dehydratatie is collectief en dus stellen we de trip naar de watervalletjes van la roque-sur-seize uit. We blijven.

Ik ben niet meer in de stemming voor de sprookjesachtige verteltrant van Coelho, dus speel ik vals, lees het boek snel snel diagonaal tot het einde uit. Bij sommige boeken kan dat.
Gaan en terugkeren is niet hetzelfde als blijven, bedenk ik bij het lezen van de slotzin.

Ik zoek een plekje op het schaduwterras, drink frisdrank uit een bierglas met een plaatje van het hoofd van een voetballer die ik niet ken erop. De jongens spelen een spelletje jeu de boules in het dalletje achter het zwembad en ik laat me helemaal meeslepen door een mooi fragmentje uit ‘meisje ontmoet jongen’ van Ali Smith, waarin Anthea in plaats van naar haar werk te gaan een boekenhandel binnen stapt. ‘Zoals dat gedicht dat ik kende, over hoe je een boek uitleest, het dan dichtslaat en in de kast zet en je misschien, omdat het leven zo kort is, zult sterven voordat je dat boek weer opent en die bladzijden van het boek, die eenzame bladzijden, dichtgeslagen in dat boek in de kast, misschien nooit meer het licht zullen zien, hetgeen de reden was waarom ik de winkel moest verlaten, omdat de man van wie de winkel was me bevreemd aankeek, aangezien ik deed wat ik kennelijk in alle boekwinkels doe vanwege dat gekmakende gedicht: een boek van een plank pakken en het open laten waaieren zodat elke bladzijde wat licht opvangt, het daarna terugzetten, dan het boek ernaast pakken en hetzelfde doen, wat zeer tijdrovend is, ook al lijkt men er in de tweedehandswinkels minder bezwaar tegen te hebben dan bij een Borders of een Waterstones enzovoort, waar men het gewoonlijk niet waardeert als je de ruggen van nieuwe boeken buigt of knakt.’
Ik hou van zulke personages. “Omdat ze springen,” fluistert Else. “Anthea springt.”

Reacties

Populaire posts van deze blog

Week in stukjes

Boek: smaakmaker (1)

Oligofreen