De microbe

Het is ongeneeslijk en ik geef mijn moeder de schuld. Zij was het die me als peuter na de mis meenam naar de plaatselijke bibliotheek, alwaar wij de vierkante, stevige boekjes van Nijntje uitleenden. Later werden dat leesboekjes. Al bleek dat aanvankelijk veel kindervoeten in de aarde te hebben. Ik kon namelijk niet lezen. Terwijl mijn klasgenoten collectief hun piet pet pop afdreunden, staarde ik verslagen naar de miertjes en de krinkelende, winkelende waterdingskes op het witte blad. De verontruste juffrouw riep er mijn ouders bij. In die tijd betekende dat nog iets. Het was de tijd voor leesniveaus en toetertesten, ADHD en dyslexie, taakklassen en orthopedagogie. Het was de tijd van de poepsimpele logica: je kan iets of je kan het niet, en als je het niet kan, ben je waarschijnlijk traag, en als je traag bent, duurt het gewoon langer vooraleer je het kunt. Zoiets. Bleek uiteindelijk dat ik wel erg lang mijn tijd nam en ook tijd had blijkbaar zijn grenzen. Wat er precies besproken werd tijdens die ouderavond weet ik niet, maar het gewriemel hield op en werd woord, zin, tekst, verhaal. En zie, een boekenbeest was geboren. Enige tijd later meldde de juf aan mijn ouders dat ze het kind niet meer op de speelplaats kreeg, het had alleen maar goesting om te lezen. En ik kan u vertellen dat zoiets nooit of te nooit meer overgaat. In een boek wegkruipen is in het beste geval een waarlijk magische ervaring. Ik las alles als kind: De olijke tweeling, De vijf, Koning van Katoren, alles van Thea Beckman,…. Toen ik na het lezen van ‘Kruistocht in Spijkerbroek’ terug wakker werd in de woonkamer van mijn ouderlijk huis staarde ik mistroostig naar de oranje overgordijnen met hun lijnen en bollen (mijn ouders waren jong in de jaren zestig) en werd helemaal platgewalst door een overweldigend gevoel van spijt. Bij elk goed boek huiverde ik voor die laatste blanco pagina. De sprong naar de volwassen literatuur verliep ook niet zonder slag of stoot. Men dreef mij uit de veilige jeugdkelder naar het gelijkvloers met zijn hardvochtige TL-lampen. ‘Turks fruit’ behoorde nu eindelijk tot de mogelijkheden, maar interesseerde me niet meer. Ik miste het avontuur, de magie van de jeugdboeken. Dus liet ik me even door een vriendin langs de gelige boekjes uit de Bouquetreeks loodsen. De personages aldaar hadden steevast last van brandende lendenen. Uiteindelijk belandde ik bij Elsschot, Salinger, Fante, Kundera, … Zadie Smith, Philippe Claudel,… En vanaf mijn twaalfde jaar werd ik onverhoeds getroffen door een veel voorkomende kwaal bij boekenbeesten, de schrijfziekte. Eerst liet ik me helemaal gaan in hoogdravende, pathetische gedichten die bezweken onder de bijvoeglijke naamwoorden en waarvan niemand, zelfs ik niet, ook maar iets begreep. Later werden het min of meer geplagieerde verhalen. Ik waande me Jo uit ‘Little women’ en vond het onvergeeflijk van mijn vader dat wij geen schrijverszolder hadden. Uiteindelijk begon ik in het grootste geheim aan een boek dat reeds in de embryonale fase ter ziele ging. Het stierf een natuurlijke dood wegens niet levensvatbaar, oordeelde mijn kritische geest. Later volgde er nog pogingen. Het leverde een proloog op, een embryo zeg maar. En een tweejarig kind, 150 bladzijden, dat het leven liet wegens te veel geblaat en weinig wol. Misschien kom ik harteloos over, maar ‘kill your darlings’ is een veel gebezigde uitdrukking bij het schrijvend volkje. Na zoveel mislukking zou een verstandig mens de pen misschien aan de wilgen hangen, maar ik denk dan koppig aan Paul de Wispelaere, die zijn manuscript van 'Het verkoolde alfabet' aan de allesbrander wilde voeren. En tegenwoordig ook aan Els Beerten. Onlangs stuurde ik haar een redelijk idolate mail. Haar (jongeren)boek ‘Allemaal willen we de hemel’ had me erg aangegrepen. Ik kreeg een lieve mail terug waarin ze me liet weten dat ze het boek met hart en ziel geschreven had, maar ook: ‘als je eens wist hoe bang ik was dat de lezer het allemaal ‘maar een gezaag’ zou vinden.’
Hoe dan ook, ik kan het schrijven moeilijk laten. Het is een microbe. Je ziet, hoort, voelt, denkt iets en je wil erover vertellen. Er ontkiemt iets in je hoofd. Een man, bijvoorbeeld. Zijn naam is Lou, of Emiel. Ik weet nog niet hoe hij zich zal laten aanspreken. Zijn kinderen noemden hem vroeger Paboe (papa beer in kindertaal). Over drie dagen zal hij dood zijn en niks meer voelen. Daar gaat hij gemakkelijkheidhalve van uit. Hij kiest voor de Exuberante Exit. Ik zie die man al voor me, hij is werkelijk reusachtig. En zijn familie leer ik ondertussen ook al beter kennen: zijn eerder labiele en licht hysterische vrouw, de angstige, oudste dochter met haar peperkoeken hart, de jongste dochter is het vaagst, maar zorgt wel voor actie en er is ook sprake van een excentrieke tante Bruuksel uit Brussel. De verhalen spoken door mijn hoofd. Niets ligt nog vast. Alles kan nog veranderen, maar er groeit iets. In mijn hoofd. Een vers embryo. En ik heb geen vrees. Want als het weer misloopt, heb ik nog altijd een veilig vangnet: mijn blog. En jullie.

Reacties

elke zei…
Je schrijft onzettend goed, vind ik. Heerlijk om lezen. :-)

(ik heb trouwens een mailadres met Jo March erin. Jawel. :-) )
Unknown zei…
Juij, ook een Jo-fan!
elke zei…
Zwijgt, ik kocht laatst het boek in de kringloopwinkel omdat ik mijn oude niet meer vond. En toen vond ik hem toch weer. Heb er nu twee. (zo van die vergeelde die niet zo fris meer ruiken).
Kaatje1010 zei…
woehoe, kan weer reactie plaatsen (marcheerde gisteren niet)... Dedju, ben toch benieuwd naar dien boek, hè! Maar tot dan ben ik al enorm tevreden met je kortverhaaltjes :-)
Unknown zei…
@Elke, ik heb het boek nooit zelf gehad (leende het voortdurend uit in de bibliotheek, herinner me nog dat het een paarse kaft had). Dus als je het kwijt wil, wil ik het wel van je kopen.
@Els: fijn om te horen, maar zo een vaart zal het niet lopen. Er zijn er veel die graag een boek willen uitgeven en maar heel weinig die er ook werkelijk in slagen.
Anneke zei…
leuk om te lezen dat je de dezelfde kinderboeken als favoriet had: de olijke tweeling én Thea Beckman. Ik ken dat lege gevoel na de laatste pagina. het was bij volwassenenboeken toch nooit hetzelfde. Dat gevoel van heimwee en verlatenheid. overigens heb ik Beckman enkele jaren voor haar dood mogen interviewen. Bloednerveus was ik voor mijn idool. Ze was narrig en rook naar urine. Wat een ontgoocheling dat zo'n mens zulke mooi boeken schreef:)

Het was weer een heerlijk en herkenbaar blog.
Unknown zei…
@Anneke, wat een teleurstelling: idolen horen naar rozen te ruiken en je om de oren te kletsen met fantastische verhalen!

Populaire posts van deze blog

Oligofreen

Week in stukjes

Gedeelde slaap