Ode aan mijn zoon

Mijn zoon, zo nu en dan word jij, mijn buitenkind, binnenshuis bezocht door een muze, die jou op strooptocht jaagt doorheen het hele huis. Met de nodige ernst wordt de vergaarde buit dan uitgestald op de tafel. Vorige maandag bestond deze uit drie blanco bladen (uit de printer van je vader), een geo-driehoek (van vaders bureau), een rolletje plakband (uit de rommellade van je moeder) en een stompje potlood (uit de eigen kleurdoos). Je bent een rusteloze kunstenaar. Eenmaal het creatieve appeltje in je brein gerijpt is, zou je het in één sprong van de tak willen halen. Voorlopig zie je nog weinig brood in de noeste arbeid die vereist is om de artistieke klus ook daadwerkelijk te klaren. Maar deze blauwe maandag maak je een wel zeer gehaaste indruk. Tijdens je worsteling met een onhandelbaar stuk plakband informeer je wanneer papa terugkomt van het voetbal. Je lijkt een ogenblik de tijd te wikken en te wegen, maar buigt je kleine lijf dan terug diep over de afgrond van je papieren project, één en al rimpels en fronsen van de concentratie. Helaas, de gevreesde deadline wordt niet gehaald en mijn Verongelijkte Ik deelt benepen aan je binnenvallende vader mee dat hij een geschenk mag verwachten. Je mag gerust weten dat ik niet bijzonder opgezet ben met dit deel van mijn persoonlijkheid. Ik moet die valse tik net zo min als jij. Maar bijwijlen moet mijn Dulle Griet, die ik wél graag mag, het afleggen tegen het hormonale legertje van dit mokkende serpent. Zie haar nu eens pruilen:
“Ik ben met de kinderen naar de bioscoop geweest. Ze hebben chips en snoep en frisdrank gekregen. Ik heb hen in bad gezet, en daarna in mijn oksels om een verhaal voor te lezen. Ik heb hen pasta voorgeschoteld. Terwijl ze naar de televisie keken. Het mocht voor een keertje. Dat heb ik allemaal gedaan. En graag gedaan, daar niet van. Maar wie krijgt het geschenk? Juist ja, de grote afwezige papa. En de alom aanwezige moeder trekt weer aan het kortste eindje van het verpakkingslintje.’
Mijn gefluisterde gifpijlen zijn niet voor jou bedoeld en je vader zwijgt wijselijk. Hij weet net als jij dat het geen enkele zin heeft om dit stijfkopje tegen de haren in te strijken. Als de wind straks gaat liggen, valt het vanzelf weer netjes in de plooi.
En kijk, een sprongetje in de tijd later, veer je recht uit je stoeltje en stapt zowaar langs je onderwijl alweer duttende vader heen, in een rechte lijn naar je (het zal toch niet waar zijn) moeder toe. Jawel. Met een plechtstatig gebaar steek je me een zelfgemaakt schriftje toe. ‘Een dagboek,’ leg je me trots uit, ‘waarin je van alles kan schrijven.’ Twee tranen lijken zich klaar te maken voor een noodlanding op mijn schaamrode wagen. Met enige voldoening monster je mijn waterachtige blik en vraagt me of ik ga huilen. Maar laten we het sentiment even voor wat het is en het geschenk van dichterbij bekijken. Op de voorkaft staan twee namen: Prins L. (de gulle schenker) en Mama T. (moederbeest en schrijfster verenigd in een treffende eretitel). Daartussen een morsig mannetje, armloos en kaal, naast een theepot.
‘Het is geen theepot, “ verbeter je me. “Het is niets.”
Wat zoveel betekent als ‘het begin van iets dat op niets uitdraaide’ en waaraan nu een artistieke uitleg gegeven wordt. Op de middenbladen staan met de hand getrokken evenwijdige lijntjes zodat mama recht en met rede kan schrijven. Relatief netjes gelijnd op de eerste bladzijden, met een afstand van om en bij de 0.8mm, maar gaandeweg schots en scheef met openingen van wel 4cm ertussen. Vermoedelijk blies de spanning van het geven je zijn hete adem in de nek. Op de achterflap is het zoals verwacht één en al voetbal. Je eerste woord was niet ‘mama’ maar ‘bal’. Ik neem het je niet kwalijk. Passie gaat voor eigenbelang.
Toch ferm van jou, met een simpel gebaar licht je het bokkende leger van de Verongelijkte Vrouw een voetje. Zie haar daar liggen. Je alom tegenwoordige moeder. Poeh. Ze is er wel veel. Lijfelijk dan toch. Maar haar geest en neus verdwijnen even zoveel in boeken en schriften. En jij, mijn zoon, hebt de gave van de opmerkzaamheid. Jij ziet als eerste de nieuwe bril, de verdwenen snor, de verschoven stoel, de barst in de vaas, de angst om en de pijn in het hart en wat daar allemaal nog meer achter de oppervlakte schuilgaat. Met je geschenk raak je me vol in het hart. Mijn broze jongen, je beseft het nog niet, maar je kan stenen mals maken, woeste wijven naar de kroon steken en stoere kerels in een handomdraai de das omdoen. Voor een zevenjarige is dit misschien van weinig waarde, maar als het waar is dat soort, soort zoekt, zal je een gelukkig leven beschoren zijn.

Liefs,
mama

Reacties

Populaire posts van deze blog

Week in stukjes

Boek: smaakmaker (1)

Oligofreen