Puur natuur

Ik ben net uit bad en sta mijn blote zelf in de spiegels van de kleerkast ademloos te bewonderen. U hoort het goed. In achtvoud dan nog wel, want dat is een plezierig neveneffect wanneer je de kastdeuren in een bepaalde hoek tegenover elkaar openzet. Ik druk mijn neus wat dichter naar mijn evenbeelden. Ze staan me uitermate beeldig op het lijf geschreven. Wij knipogen buitengewoon tevreden naar elkaar en draaien de bevallige hoofden naar links en naar rechts om nog meer van onze magnifieke zelf te bekijken. Geloof mij nu maar, het ziet er werkelijk langs alle kanten schitterend uit. Ben ik verdorie ingenomen met dit lijf, van het knappe topje tot het fameuze teentje volledig tevreden. Dit mag gevierd worden met wat uitbundig gedans, dat heeft dit ‘vergelukkelijk’ lijf heus wel verdiend. Voeten, benen, buik, borst, armen, hoofd, alles in beweging. Ogenblikje, ik neem even een borstel, want een lied voor mezelf kan er ook nog bij: ‘Ik ruik zo lekker naar bloe-hoe-metjes…’ Het warme applaus voor onszelf, perfect synchroon, ontspoort zowaar in een uitzinnige ovatie met een dozijn huppelsprongen er bovenop. Ziezo, dan sluit ik nu af met een kusje aan mijn jubelende spiegelzusters. Momentje, daar zie ik nog iets over het hoofd, of beter gezegd, over de bekoorlijke lippen, die nog een accentje roze verdienen. Ach wat, ik kleur ze royaal buiten de lijntjes, het leven moet er vanaf spatten.

Mijn moeder staat mij vanuit de deuropening van de badkamer enigszins afgunstig te bekijken. Zij doet dit nooit, sluipt eerder schichtig langs haar evenbeelden. Ik vermoed dat zij bevreesd is voor de naakte waarheid. En luidkeels zingen aan een halte, wachtend op een bus met vertraging , doet ze ook al niet meer, terwijl het kleinste kind toch weet dat een aria de tijd vleugels kan geven. Nee, mevrouw laat zich liever verleiden tot het obligate weerpraatje. Zeg nu zelf. Het is mij een compleet raadsel waarom al die grote mensen de deurtjes naar het onvervalst plezier voor zichzelf dichtgooien. Die moeder van mij durft zelfs niet eens meer met een rotvaart door de naar kruimels pikkende duiven op een marktplein rennen en genieten van de paniekerige chaos die ze veroorzaakt. En ongegeneerd in haar neus peuteren is er ook niet meer bij. Laat staan dat ze zichzelf het genot nog gunt om de inhoud ervan in een egaal pilletje te rollen om het vervolgens zo ver mogelijk proberen weg te schieten. Ze gaat nooit of te nooit meer op schattentocht, u leest het goed; alle steentjes, papiertjes, elastiekjes en schroefjes op haar weg blijven verweesd liggen. En de wolken lijken wel lucht voor haar. Is ze bang om te vallen? Om op te vallen? Ik heb een beetje met haar te doen, want ik denk dat ze het mist. Soms als ik aan het tekenen ben, je weet wel, het echte onvervalste krabbelen, met grote uithalen kleuren laten botsen, strepen trekken tot over het blad heen op de tafel als ik durf, dan bewondert ze me mateloos. Ze wil ons niet te snel binnen de lijntjes laten kleuren. We mogen de wereld stormenderhand veroveren, zegt ze. Als ze braaf is, mag ze van mij eens met ons meedoen. Dan leer ik haar hoe ze de deurtjes terug open kan zetten. Kaboem, killegroem, karrabie, kakladroem, wat trouwens helemaal niets betekent, maar klinkt het niet fantastisch?

Reacties

kim hardy zei…
Hier loopt ook zo'n praalprinses rond en ja wat is het heerlijk om 4 te zijn met de wereld aan je voeten!

Populaire posts van deze blog

Boek: smaakmaker (1)

Oligofreen

Week in stukjes