Eén september

Kinderen gaan vandaag de dag blijkbaar graag naar school. Dat wordt mij door hun ouders bevestigd. Ik vind dat verdacht. Toen ik een jaar of acht was, heb ik mijn hoofd eens in de diepvriezer gestoken. Niet om af te koelen. Aan mijn kiekenbrein was er om de één of andere reden het grandioze idee ontsproten dat als ik maar genoeg koude lucht in zou ademen, ik vast en zeker een verkoudheid, griep of longontsteking zou oplopen. Mijn acteertalent was beperkt, dus ik moest wel echt ziek zijn om aan school te kunnen ontsnappen. Het haalde allemaal niets uit, maar ik had tenminste geprobeerd. Mijn kinderen doen niet eens een halve poging om er onderuit te komen.
“Gaan jullie graag terug naar school?” pols ik nog even voor de zekerheid.
“Ja hoor!” bevestigt het koor olijk.

De volgende ochtend, één september: het is zover. Mijn kinderen liggen nog te slapen alsof hun leven ervan afhangt. Voorzichtig vlei ik me tegen die zalig warme lijfjes aan en fluister hen in de oortjes dat het tijd is om op te staan. Nee, zeggen ze. Ja hoor, zeg ik lieflijk. Nee hoor, zeggen ze. Maak maar eerst ons ontbijt klaar. Ontbijt komt eraan, zing ik. Maar met dat ontbijt wil het ook niet echt lukken. Die maagjes staan nog op negen uur ingesteld. Dat is ruim anderhalf uur te laat. Mama voedert hen een beetje om het wat op te laten schieten. De snelheid van het aankleden heeft door twee maanden zonder deadline ook ernstige vertraging opgelopen. Er is echt wat hulp nodig bij het aantrekken van weerspannige sokken die blijkbaar meer last van schoolziekte hebben dan de kinderen zelf.
Maar dan is het uiteindelijk zover. We kunnen vertrekken. Ouders en kinderen staan precies op tijd aan de voordeur. Fantastisch. Zijn we niets vergeten? Natuurlijk zijn we iets vergeten. Die arme boekentassen staan nog boven. De routine zit er duidelijk nog niet in. De tassen worden op de rug geheveld om er vervolgens weer afgehaald te worden. Het is koud buiten. We zijn de zomer nog niet vergeten, maar wel de jasjes. Waar waren die jasjes ook al weer? En dan zijn we echt weg en wij niet alleen, in de straat wemelt het van blinkende ouders en kinderen, die elkaar lachend begroeten. De lucht zindert van de slagzinnen. “Het werd tijd!” “Terug een beetje structuur!” “Het is weer omgevlogen, die vakantie!” “Jammer dat ze niet meer bij elkaar in de klas zitten.” De Eén September Musical.

Eerst mogen we het heiligdom van poppy’s derde kleuterklasje betreden. Mijn juf is heel streng, beweert mijn dochter onderweg gewichtig. Dat kind weet dat niet, die heeft dat van horen zeggen. Ik stel haar gerust: deze juf heeft namelijk nog nooit in haar godganse leven een heel kind opgegeten. Eenmaal in het klasje koppelt mijn dochter zich zomaar, zonder mij te waarschuwen, los van mijn hand en gaat op in de groep van kinderen. Gedwee laten ze zich in kringformatie drijven door de juf. Thuis heb ik gedurende twee maanden alles minstens twee keer moeten vragen, maar deze klas lijkt gevuld te zijn met magische oorontstoppers.
Dat ze groot worden, glunderen de ouders tegen elkaar. Dat is zo, maar toch vind ik het vreemd. Geen enkel kind laat een traan. Zelfs geen drupje kan ervan af. Geen enkele blik wordt angstig vastgehaakt aan een verdwijnende moeder. Geen trillende kin te bespeuren bij één of andere ouder. Iedereen is flink. Bravo! Kus van de juf en een bank vooruit. Tot, ineens, onverwachts, het dan toch gebeurt. Daar zijn ze, die waterlanders. Mijn waterlanders. En plein public begin ik zowaar de collectief droge wangen te compenseren. Mijn snotterende kop trekt de aandacht. Waar is hier een gat om in weg te kruipen? Stuntelig duik ik weg achter een piepklein kastje. Straks besmet ik mijn moedig meisje nog met misplaatste meligheid. Het lijkt wel de omgekeerde wereld. Als de koppige krop eindelijk doorgeslikt is, begin ik enthousiast kushandjes te werpen, maar mijn snoezig kind heeft er helemaal geen oog voor. Uiteindelijk zwaait ze dan toch even terug, een beetje wuft. Een onverschillige koningin die haar volk uitwuift.
Prins wordt op de speelplaats bestormd door een enthousiaste buurjongen. De nieuwe juf wordt met een brede glimlach goedgekeurd. En de twee knapste grieten zitten allebei in zijn klas. Het kan niet op. Bijgevolg is ook onze zoon ons in precies twee en een halve seconde vergeten.

’s Avonds doorstaan de kinderen stoïcijns mijn vragenspervuur, maar veel meer dan ‘goed’ en ‘ik weet het niet meer’ krijg ik er niet uit. Misschien ligt het aan mijn ondervragingstechnieken. Uiteindelijk stopt Poppy even met tekenen en kijkt me streng aan.
“Mama, niet zoveel praten. We zijn ons hier wel aan het concentreren.”
En dat na een half dagje school. Con-cen-tre-ren. Waar gaat dat eindigen?
Na een badje en een verhaaltje is het bedtijd . Mijn afgepeigerde kinderen zijn niet eens meer in staat om tegen te sputteren. Voordat hij zijn ogen sluit vertrouwt prins me nog even toe dat ik de liefste mama van de wereld ben. Ik vind dat nogal overtrokken, maar mag het toch graag horen. Absence makes the heart grow fonder. Er is geen enkel kwaad woord gevallen vandaag. Iedereen was content. Leve de school!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Boek: smaakmaker (1)

Oligofreen

Week in stukjes